Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

80

bloeien heelemaal gedaan is; de vruchten zijn dan op de plek waar vroeger de fluweelachtige stamper zat, van een scherpe punt voorzien.

De egelskop en de lischdodden bloeien dus op dezelfde manier. Door de stempels veel vroeger te laten rijpen dan de meeldraden, zorgen beide ervoor, dat geen stuifmeel neerkomt op stempels van dezelfde plant.

Daar doen de bloemen over 't algemeen veel moeite voor; 't is of zij er steeds op uit zijn, voor dat doel allerlei kunstjes te te verzinnen. Dat ongelijktijdig rijpen van meeldraden en stempels, is een heel gewoon kunstje; nu eens zijn de stempels 't eerst rijp, dan weer de meeldraden. Ook helpt niet altijd de wind voor het overbrengen van het stuifmeel, veelal moeten de insecten helpen—zooals bij de lisch.

Een aardig voorbeeld van vroegrijpe meeldraden levert de zwanebloem, die hier ook overal langs de slootkant te vinden is.

Zwanebloem! Dat is nog eens een mooie naam, een echt buitenkansje voor de plant, maar wél verdiend. Zulk een naam klinkt weer eens anders dan "ruige bastaardwederik".

Soms komt het mij voor, alsof de Nederlanders uit vroeger tijd nooit naar bloemen omgezien hebben, zooveel echt Nederlandsche planten zijn er, die niet eens een goed Hollandsche naam hebben. Vele van onze mooiste bloemen moeten zich vergenoegen met een naam, geleend bij onze buren of met een min of meer gelukkige vertaling uit het wetenschappelijk Grieksch-Latijn. Met de zwanebloem echter hebben we alle volken der aarde een vlieg afgevangen, want bij niet één heeft hij zoo'n mooie naam, ofschoon hij over de geheele wereld voorkomt en eenig in zijn soort is.

De meesten maken er zich met een "bloeiend bies" af, terwijl Linnaeus hem voor de wetenschap "Butomus umbellatus" gedoopt heeft. Als we dat gaan vertalen, dan krijgen