Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

83

we "schermdragende ossensnijder" dus zooveel als een slager met een paraplu op. Dat is werkelijk nog zoo kwaad niet verzonnen: de gelijkenis tusschen de bloeiwijze en een regenscherm is u reeds opgevallen, en als ge probeert de bloem te plukken, dan vrees ik, dat de taaie stengel u wel zal doen gevoelen, dat er voor die slagersreputatie ook wel reden van bestaan Is.

De slootkantplanten zijn al even zuinig op hun stengels als op hun bladeren, Dat hebt ge bij het plukken van lischbloemen, egelskop, lischdodden en riet ook al kunnen merken: altijd moest het mes erbij te pas komen.

Je kunt die stengels niet breken, zooals hout, want over de geheele lengte loopen er taaie draden door, die van geen afknappen weten. Daar komt nog bij, dat ze van buiten vol kiezel zitten—ge herinnert u nog wel het glasachtige van de rietknoopen. De ossen en koeien en andere weidebewoners laten die weerbare helden dan ook maar stilletjes staan, of veroorloven zich alleen vroeg in 't voorjaar even aan de jonge spruiten te knabbelen. Slakken en insecten kunnen hen evenmin aantasten—alleen vindt ge soms in de lischdodden een rups, maar die zit dan in de bladerenbundel. Ge weet ook dat de Donacia-larven de gevoelige plek van het riet kennen en hem zijn wortels afvreten. Dat is dan ook alles.

Met ons mes hebben we echter spoedig een paar bloeiende stengels bemachtigd; ook eenige, die pas het hoofd boven water uitsteken en waarvan de bloemen nog verborgen zitten in een driekant huisje van leerachtige blaadjes.

Als we ze thuis, na de bekende voorzorgen genomen te hebben, in water zetten,dan zullen we zien, hoe die bloemen hun gevangenis verbreken, om zich in volle pracht te ontplooien. Gij moet eens een enkele bloem van uw bouquet in 't oog houden en om het uur komen zien, hoe het er mee gesteld