Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/106

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

84

is. Dan zult ge bespeuren dat het bloeien van een bloem eigenlijk een heele geschiedenis is, vol afwisseling en verandering.

Het begint natuurlijk met de knop. Die wordt net als de boom uit het bekende liedje—hoe langer hoe dikker.

Eindelijk kan hij niet meer en barst open. Er vertoonen zich zes frommelige blaadjes, drie aan drie, wit van grondkleur maar gevlekt en gestreept met het prachtigste karmijn; de buitenste donkerder dan de binnenste. Daarbinnen staan 9 meeldraden, donker-paarse knoppen op marmerwitte zuiltjes, en daarbinnen weer 6 kleine purperen zwaantjes met de nekken omhoog gestrekt: dat zijn de stampers.

Een uur later zijn de rimpelige blaadjes uitgestrekt en gladgestreken, ze vormen met elkander een ondiepe kom om de meeldraden, die er nu ook wat flinker bij staan. Aan de zes zwaantjes is nog niets veranderd, alleen fonkelt er tusschen elk zwanenpaar een heldere groote droppel; die hebben we zooeven misschien over het hoofd gezien.

Bloem van Zwanebloem:
Eerste tijdperk van bloei.