Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/136

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

114

al die tongetjes te groeien. Ze bersten door het omhulsel heen en groeien voort. Eindelijk bereiken zij de oppervlakte van het water, maar omdat het grasachtige, bandvormige blaadjes zijn, kunnen zij zich niet in de lucht verheffen. Hun uiteinde ligt op 't water.

Later ontwikkelen zich pijlvormige bladeren, maar hun stelen zijn zoo zwak, dat ook zij nog drijven moeten.

Deze worden nu opgevolgd door de echte, stijve pijlblaren, die we in Juni gelijk met de bloemen gevonden hebben.

Het knolletje is dan heelemaal verdwenen, opgegeten door de eerste bladeren, maar de steel, die de tongetjes droeg, is een korte, dikke stengel geworden, waaruit behalve de bladeren, verscheidene wortels ontspruiten en waarempel ook al eenige witte uitloopers, die in 't najaar weer knolletjes zullen dragen.

Die knolletjes zijn eetbaar—niet rauw, maar gestoofd.

In China wordt een pijlkruidsoort expres om die knolletjes geteeld en de Kalmukken nemen geen mondvoorraad mee, als ze in 't najaar door een streek moeten trekken, waar veel pijlkruid groeit. Zelf heb ik ze nog nooit geproefd; zoo'n hardnekkig rietmensch ben ik nog niet geworden, maar het zou toch wel aardig zijn, eens een maaltijd aan te richten van al het eetbare in ons rietland. Pijlkruidknolletjes vormen dan de hoofdschotel; die kruiden we met lisschenstuifmeel (veel scherper nog dan witte peper). Voor groenten nemen we de jonge spruiten van riet en lischdodden (iets aspergeachtigs, naar het beweren van kenners) en als toegift een pudding van dullenstuifmeel.

Young beweert, dat hij op de Vidzji eilanden een papje ervan gegeten heeft.

We besluiten dan met een stukje rauwe of geconfijte kalmoeswortel en met een kopje aftreksel van lischzaden bij wijze van koffie.

Dat laatste bakje heeft Napoleon ons gebrouwen. In de