Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

145

hebben. Veel, wat we op die rijke dag hebben meegebracht, leeft nog, terwijl ik dit schrijf, na drie jaren, zoowel bij mij thuis als bij kennissen; en 't leeft niet alleen, het tiert welig, 't is er eer flinker dan zwakker op geworden.

Men moet er wat geduld, wat liefde en wat tijd voor overhebben. Daar ontbreekt het de meeste jongelui wel niet aan, maar men moet van de dingen ook wat weten, om ze in 't leven te houden; van sommige zelfs moet men, om ze frisch en forsch te doen blijven, veel weten. Laat me u daarom van enkele van die mooie planten en dieren het een en ander vertellen, wat ik er van gehoord, van gelezen heb, en vooral ook wat ik er door teleurstellingen en mislukken soms, door ondervinding dus, van te weten ben gekomen. Met behulp van die kennis kunt ge ook van de meeste overige, de levensgeschiedenis wel zelf nagaan en begrijpen.

't Zou mij niet verwonderen, als het u daarbij ten slotte ging zooals mij; dat ge namelijk er een groot genoegen in vondt, levende natuurvoorwerpen te kweeken, te verzorgen en te bestudeeren,—maar ook, dat ge niet weer aan de natuur ontrukt, wat thuis toch een ellendige dood moet sterven, hetzij dan door gebrek aan gelegenheid tot verzorgen, of door de aard zelf van de plant of het dier.

Zoo bijvoorbeeld die drosera, vliegenvangertjes, zonnedauw, of hoe men ze noemen wil: de Nederlandsche namen zijn beide even juist en sprekend. (Op het omslag van dit boekje is een oud exemplaar afgebeeld.)

Neemt men ze in de volle plantenbus mee, dan zijn ze thuis, zooals ik al gezegd heb, het aankijken niet meer waard, terwijl toch de andere bloemen zich vrij goed hebben gehouden.

Hoe komt dat nu? Ja, als een plant praten kon, zou hij u natuurlijk wel gauw kunnen inlichten.

Toch kunt ge wel antwoord krijgen, begin maar eens met

10