Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/170

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

148

geheele blaadje heengewelfd, en veel grooter dan het blad zelf.

Waar de aarde geheel is verwijderd, zijn die schoongemaakte ovale knopjes rood en droog. Maar hoe kwam de aarde uit de plantenbus er dan zoo vast aan te zitten? Er moet gisteren wat op die knopjes gezeten hebben, dat de aardkruimels vasthield.

Juist, het zal die parelende dauw geweest zijn, waardoor het plantje de tegenstrijdige en toch zoo kenmerkende naam van zonnedauw heeft gekregen. De weinige menschen, die het vroeger de moeite waard achtten, eens te letten op de wilde planten, die ze op de wandeling vertraden, stelden zich tevreden met een oppervlakkige kennismaking en hadden al gauw een naam bij de hand. Het zonderlinge verschijnsel van dat glinsterende vocht had iets van dauw; maar toch van een ander soort, want zon en dauw—dat weet iedereen—zijn geen vrienden: de een komt als de andere heengaat.

Erg oppervlakkig was die kennismaking, ja, nog niet eens oppervlakkig, want had de eerste naamgever maar even met de vinger de oppervlakte van zoo'n pareltje aangeraakt, hij zou bemerkt hebben, dat die fonkelende druppels meer van witte stroop of dikke gom hadden, dan van dauw.

Zie, wat een lange draden van kleefstof met uw vinger meegaan; ik ken nog maar één plant die zulke taaie, rekbare kleefdraden afgeeft: in de witte bessen van de maretak, viscum album, waarvan men vroeger vogellijm maakte, de mistletoe van de Engelsche kerstboom, de branche de gui van de Franschen, is ook zoo'n stof aanwezig; maar met een geheel andere bestemming, dan de gomparels op de droserabladeren.

Begrijpt ge nu, waarom ge drosera, waarvan ge thuis plezier wilt hebben, niet in een plantenbus moet meenemen?