Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

196

ooit geopend te zijn geweest; maar binnen in de bloem is dan meestal toch het spelletje van bestuiven afgespeeld; wel voor 't oog van de wereld verborgen, de rijpe zaden echter, die zich ten laatste in het droge doosvruchtje bevinden, bewijzen het.

De kans op bestuiving door insecten is dus niet groot, zult ge denken, als de bloemen zoo zelden opengaan. Reken evenwel eens na en vergelijk eens. Uw orchidee, zoo hebt ge aangeteekend, heeft in drie à vier dagen al zijn bloemen geopend, twintig of dertig in getal bij de wild-groeiende; laat die veertien dagen mooi zijn, dan is het veel.

Komt er in die veertien dagen geen mooi weer, dan is de kans op insecten-bezoek verkeken en de plant moet op zijn wortelknol rekenen om nakomelingen te krijgen; zich zelf bestuiven kan hij niet. Nu onze drosera; die heeft een twaalftal bloemknoppen, welke hij alleen bij mooi weer opent, hoogstens één per dag, weten we; de volgende dag soms nog eens dezelfde; die heeft dus ook al een veel langer bloeitijd; minstens een week of vier; de kans op mooi, zonnig weer is daardoor al grooter; wat weer eenigszins opweegt tegen het nadeel dat maar één bloem tegelijk bestoven kan worden. Zoo bereikt de natuur hetzelfde doel met verschillende middelen.

In mijn schotel met bloemen van verleden jaar ontwikkelden zich bij zonneschijn soms twee bijzonder groote en mooie bloemen tegelijk en beide geheel open, dat had ik nog nooit gezien.

Die zal ik gauw teekenen, dacht ik; ik zet ze voor me op de tafel, ik heb de bloemen zoowat geschetst, maar de zon hindert mij; ik ga aan de andere kant zitten; de schaduw van mijn hoofd valt op de bloemen en jawel, daar gaan ze slapen; ik kon niet verder teekenen aan de wakende, daarom teekende ik de slapende er maar dadelijk bij.