Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

206

Bij het onderzoeken van een orchidee ging één van die twee op de knieën liggen; op eens hoor ik een juichkreet, die wel een kwartier ver te hooren was. Sphinx elpenor! Sphinx elpenor; ik zie de gelukkige vinder voorover vallen en bleek als een doek zijn beide, bevende handen, hol gebogen over iets onzichtbaars houden. "Gauw, gauw, de chloroform." Wij vlogen als hazen. Veel handigheid was er noodig om de Sphinx in de flesch te krijgen, maar 't ging boven verwachting.

"Eindelijk heb ik er eens een zelf gevonden", zei onze tochtgenoot, en zijn stem trilde van innerlijke ontroering bij het bezien van zijn pracht-exemplaar. Ik geloof stellig en zeker, dat hij zich moest inhouden om niet te schreien van genoegen en toch was hij alles behalve sentimenteel, dat heeft hij die dag genoeg getoond.

Zoo'n vlinder, een avondrood, zit er in dat geringde, bruine voorwerp onder het mos. Zie, het is intusschen alweer hooger gekomen; men zou zeggen dat de pop zich met behulp van de kromme hoorn aan het eind naar boven werkt, zich er mee ophijscht aan de mossprieten. Wat wilt ge nu doen? "Wel, de natuur zijn gang laten gaan, de vlinder laten uitkomen; door het glas heen kan hij niet ontsnappen en onder de rand van de glasklok evenmin."

Dat zou ik toch niet raden, ik heb ondervinding op dit punt. Zoo gelukkig een Sphinx elpenor als verrassing te krijgen, ben ik nooit geweest; wel heb ik eens twee verschillende vlinders, kleine, groene kapelletjes voor het eerst en zonder te zoeken gevonden, eveneens in het mos met drosera's en orchideën onder glas.

Ik zag de popjes die zich waarschijnlijk, hoe weet ik niet, naar boven gewerkt hadden op het mos liggen, en dacht, van middag of morgen heb ik eindelijk de groentjes; want ik kende de poppen. Ge moet weten, dat ik