Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/227

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

205

Ben ik overdreven? had ik eenvoudig moeten zeggen: de Sphinx elpenor is een van onze mooiste avondvlinders? Och, wat klinkt dat nuchter, wat klinkt dat onwaar; er is geen enkele vlinder die niet mooi is; maar met onderscheid evenwel, met verschillen in kleur, in dracht, in houding, in beweging,... evengroot, misschien grooter dan tusschen een jonge, schoone koningin in schitterend baltoilet en een mooi boerenmeisje dat in het effen, zindelijk kleedje Zondags kerkwaarts gaat.

Maar laat ik ophouden met lofspraak, vraag een verzamelaar een Sphinx elpenor te mogen zien, dan kunt ge u overtuigen dat de beste beschrijving de werkelijkheid niet kan teruggeven en vergeet daarbij niet, dat ge nog slechts een doode voor u hebt, dat ge alleen het afgelegde kleed ziet, waarvan de gloed der nieuwigheid verdwenen is, dat ge geen lichtspeling opmerkt bij het trillen der vleugels.

Het plaatje hierbij wil u alleen een denkbeeld geven van de vorm van onze Sphinx; de donkere tinten, geven aan, waar de vlinder rood gekleurd is, de rest is changeant van geel en grijs tot groen met franje-zoomen. Op een gekleurde plaat is de vlinder gewoonlijk niet mooi, doordat de kleuren te hard worden en vlak naast elkaar liggen, zonder zachte overgangen.

Die overgangen zijn in werkelijkheid bijzonder zacht, doordat de gewone vlinderschubjes hier op lange in rijen staande haren zitten; die haren vormen vaak lijstjes en figuren op het lichaam van een jonge, ongeschonden vlinder, en liggen of zakken hier en daar tusschen naastbijliggende haren van een andere kleur. Zoo'n vlinder die pas uit de pop komt, is dan ook een wondermooi gezicht. Op een wandeltochtje dat wij in deze zomer deden, waren een paar jongelui van de partij; het waren haast mannen zoo stevig en groot, ofschoon ze nog eindexamen moesten doen.