Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

204

zoo heet, en die het eerste deel van dit boekje goed gelezen heeft ook al.

Het avondrood. (Sphinx elpenor).
De donkerste partijen zijn zachtrood; de lichtere
leverkleurig; de lichtste wit.

 

Maar ik vind zijn Hollandsche naam nog mooier; het avondrood, dat hem uit zijn dagsluimering wekt, dat hem lokt naar die sterk geurende, witte bloem daarginds, naar die geheimzinnige orchidee, lichtend in het rossig halfduister van de scheidende dag, dat avondrood viel van de hemel op zijn vleugelen. Zaagt ge ooit een lieflijker kleur, ooit een zachter tint dan dit rood, dat, onmerkbaar overgaat in het olijfgroen van de vleugels en het geel en bruin van het lichaam; hier aan de hals en daar op de rug is het geler, goudener, als een laatste straal van de zinkende zon.