Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/231

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

209

bijzonder er op gesteld was, zoo'n groentje in handen te krijgen; twee zomers achtereen hadden ze mij bepaald voor de gek gehouden. Die dìngen zijn bruin of roodachtig grijs, als je ze ziet vliegen; je slaat je net uit, of je wil ze grijpen met de hand.... weg zijn ze. Daar heb je hem weer! Voorzichtig! Gebruik je hoed! Hij zit er onder! Mis, hij is weg, hij zat er onder en toch heb je hem er niet onder uit zien kruipen of vliegen.

Geen wonder, zegt ge, als ge weet, dat de onderkant der vleugels grasgroen is. Zit zoo'n diertje met opgeslagen vleugels op een blad of op een grasspriet of op het mos, dan kan geen mensch het onderscheiden. Dat groen is hun schutkleur. En bovendien hun vorm lijkt veel op een blaadje; als men het beestje ziet, ziet men het nog niet.

Dat is zoo, maar zoo wijs was ik toen nog niet; en toen ik het wist (want ik rustte natuurlijk niet, voor ik al wat in boeken te vinden was over die groentjes, had gelezen) kwamen nu juist die beide popjes op het mos in het terrarium te liggen; 't was of ze zeggen wilden: "Straks kun je je groentjes nu eens in werkelijkheid en op je gemak bekijken."

Jawel, toen ik 's middags uit school kwam, waren de popjes leeg, maar naar de vlindertjes zocht ik lang te vergeefs. Dat is niet meer dan natuurlijk, dacht ik bij me zelf, door hun mimicry—hun nabootsingskleur—en door hun vorm, kan ik ze niet van de blaadjes onderscheiden.

Toen ging ik stelstelmatig te werk, ik verdeelde in gedachte mijn miniatuur-veenlandje in 4 deelen en zocht één voor één af.

Een vol uur duurde het, eer ik mijn eerste vlinder vond, of eigenlijk, ik vond hem zelf niet eens; een kennis die mij hielp zoeken—en die de Thecla al eerder had gezien, ontdekte het diertje. Nu had ik misschien wat erg veel hooge planten in het terrarium, maar het beestje had toch ook zoo volmaakt dezelfde kleur als het blaadje, waarop het zat, dat

14