Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/237

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

211

Ik had bij gebrek aan een rupsenkast een menigte aurelia's tegen de gordijnen laten verpoppen; ze hadden daar een mooi, zonnig plaatsje, en ze kwamen prachtig uit; maar o wee, wat zagen de gordijnen eruit! het was of ze de mazelen hadden gekregen.

Het stokje onder het glas moet ge vooral niet vergeten, anders heeft de vlinder niets, om zich vast te klemmen bij het ontpoppen, en dan beschadigt hij zich licht, door zijn gewurm tegen het gladde glas.

Nu is uw Sphinx uitgekomen, mooi en liefelijk van kleur als het avondrood zelf. Zijt ge van plan hem op te zetten, droppel dan straks, als ge hem levend bewonderd hebt, vóór 't avond wordt en hij gaat vliegen, een weinigje aether of chloroform op het vloeipapier.

Hecht ge evenwel niet veel aan een opgezet exemplaar, of kent ge niemand, wie ge er een genoegen mee kunt doen, laat het diertje dan vliegen, geef het de vrijheid.

Tot belooning noodig ik u, voor de eerste vrije dag de beste, op een tocht naar een rietlandje, waar ik u Sphinxen, al zijn het niet juist Sphinx-elpenor's, in hun geheimzinnig doen en laten, in hun eigenaardige levenswijze zal leeren kennen.

Dat uitstapje is ook noodig voor uw schotel met plantjes, want die ziet er, nu de orchideeen uitgebloeid en de drosera's aan de mindering zijn, wel wat haveloos uit.

Dan hoop ik u daar ook nog een veen-orchidee aan te wijzen, die het in belangwekkendheid nog wint van de eerste, waarmee ge kennis hebt gemaakt.

Dat die nieuwe orchidee begint te bloeien, is me uw vlinder komen vertellen, want die twee hooren bij elkaar.

Laten we samen eerst evenwel nog eens tusschen het mos onder de stolp kijken.

Bereidt het ons geen nieuwe verrassing, dan zetten we