Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/290

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

264

latifolia kunnen onderscheiden? Ja? Dat meen je maar. Ik zou je thuis een rij van acht orchideeën in bloempotten kunnen laten zien, waarvan de beide uiterste zooveel van elkaar verschillen, als deze twee, en de zes andere naar het midden zooveel op elkaar gaan lijken, wat stand en vorm van de bladeren betreft, dat je onmogelijk meer kunt zeggen of de middelste twee incarnata of latifolia zijn. Maar laten we nu opstappen, we zijn al in de achterhoede.

 

Een mensch kan bij brood alleen niet leven; maar bij natuurgenot alleen evenmin. Zoo'n boerenboterham smaakt wat heerlijk na een middag in de open lucht. Of wij de weg naar de orchidee in donker wel zullen vinden? Zonder twijfel; er zijn onder het gezelschap, die dit tochtje al tien achtereenvolgende jaren hebben gedaan, soms meer dan ééns in elke zomer. Bovendien, die wolkenbank daarginds trekt langzaam af‚ en de maan, die er nu nog achter verborgen is, zal straks ons wel voorlichten, al laat hij van avond maar een kwart van zijn bolletje gloeien.

Laten we niet zoo draven, de anderen blijven achter; we kunnen het wandelend afdoen.

Daar komt het maantje al aandrijven, een zilveren napje; de sterren wijken, ze trekken zich samen naar de tegenovergestelde hemelstreek. Wat ligt het donkere slot vlak en schilderachtig tegen de heldere, effen lucht; wat schijnt het dichtbij, 't is of het met sepia geteekend is op zachtblauw-getint papier; zie, daar vloeit al wat zilver om de torenspitsen heen, straks zullen de leien schitteren als spiegels.

Hoe rustig is het hier, onze woorden klinken helderder, meer welluidend dan bij dag; heel in de verte roekt nog een houtduif; een roerdomp loeit dof en zwak; een kikker