Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/44

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

26

"Hun diep nest, kunstig gebouwd, van binnen en buiten doorweven met buigzame droge grassprietjes, hangt meestal aan twee of drie stengels, vastgehouden door evenveel ringen van mos of paardenhaar; die beweegbare lussen zitten zoo los, dat het nest rijzen en dalen kan al naar de hoogte van het water. In dit verblijf, dat bij het minste tochtje meewiegelt met de kabbelende golfjes, legt het wijfje hare vijf eitjes...

leder, die wel eens een karekietennest gevonden heeft, moet glimlachen, als hij zoo'n verzinsel leest. Want in de werkelijkheid zit het nest zoo stijf in de stengels, dat er geen verwikken aan is, en om het een weinig omhoog of omlaag te krijgen, zoudt ge het uiteen moeten rukken.

Het hangt ook niet aan de stengels, maar het is er om en doorheen gevlochten zooals ge op de teekening hierbij zien kunt.

Die teekening is naar de natuur, zoo getrouw mogelijk, ook wat het aantal stengels betreft. Dit zeg ik er uitdrukkelijk bij, omdat in sommige boeken ook al weer geleerd wordt, dat de kleine karekiet zijn nest „ophangt" aan 3 stengels, de groote daarentegen aan 4. Dan is mijn nest met zijn 6 stengels zeker wel van een reuzenkarekiet!

De ondervinding leert alweer, dat de karekiet net zoo veel stengels voor zijn nest neemt, als hij gebruiken en krijgen kan: dat hangt voornamelijk af van de onderlinge afstand dier stengels en misschien ook van de omstandigheid, of het nest goed beschut of min of meer blootgesteld is aan den wind.

"Misschien" zeg ik, want mijne waarnemingen zijn nog niet talrijk genoeg, om met zekerheid te beslissen. Ik heb n.l, meenen op te merken dat karekietnesten midden in groote rietvelden veelal aan weinig stengels zijn vastgehecht, terwijl die dicht aan den kant van 't water staan, vijf of zes steunpilaren bezitten. Ook heb ik eenige waarnemingen