Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

52

honig zuigen, maar hij heeft het er niet zoo plezierig, omdat hij door het hooge gewelf zijn steuntje voor kop en rug moet missen.

Daardoor verricht hij dan in die soort bloemen ook weer geen bestuivingsdienst. De lischbloemen zijn dus als het ware verdeeld in twee partijen: de eene houdt het met de hommels, de andere met de langtongen onder de zweefvliegen. In alle andere opzichten lijken ze volkomen op elkander, ze heeten alle dan ook gele lisch (Iris pseudacorus).

Als ik nu die wetenschappelijke naam ga uitleggen, zitten we dadelijk weer midden in de Latijnsche thema's en Grieksche vertalingen — en daarvoor zijn we te dicht bij de vacantie. Ik wil me ertoe beperken met te zeggen, dat Iris een godin was, die langs de regenboog de aarde bereikte of volgens anderen (want er is altijd ruzie over die dingen) die zich in een regenboog veranderde, als zij ergens heen moest.

Nu, dat doet er niet toe — in alle gevallen komt er een regenboog bij te pas en daar is het hier juist om te doen, want lisschen heb je in alle kleuren van de regenboog: onze eigen wilde kunt ge vinden in bijna alle tinten van bijna wit tot bijna oranje en met honigmerken van allerlei tint en teekening; dan heb je de gewone tuin-Iris of Germaansche Iris (I, germanica); die is prachtig blauw, donker en licht, met een goudharig fluweelen honigmerk — erg mooi. De Florentijnsche Iris is sneeuwwit en dan kweeken de tuiniers nog honderden soorten in alle mogelijke kleuren tot rozeroode en zwarte toe. De naam Iris is dus wel verdiend; wat pseudacorus beteekent, zul je later vanzelf wel begrijpen, als je eerst weet, wat een acorus is.

We gaan nu naar huis, maar snijden ons eerst een mooi bouquet van bloeiende lischstengels. Daar kunnen we thuis nog een week of drie wil van hebben, want, ziet ge wel, hoeveel knoppen er nog aan iedere stengel zitten?