Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/104

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

90

kruisen. Ik zal ze u straks laten zien. Waar is intus- schen onze larve gebleven? Die is alweer onder 't zand gekropen.

Maar er zijn er hier genoeg. Ga zelf maar weer eens visschen. Mooi zoo, die is er pij. Wat een kop, en dat aan zoo'n zwak teer lichaam. De pooten zijn niet noemenswaard. Die gebruikt de larve ook alleen, om zich vast te klemmen in zijn valkuil. Bij het eind van het achterlijf heeft hij nog een paar steunstokjes.

Want een valkuil is het, dat hol van de cicindela-larve. Met zijn platte, leelijke, monsterachtige kop, sluit hij de opening af, zoodat deze nauwelijks te zien is. Kuiert er een argeloos rupsje, een mier, of welk diertje ook, over de gesloten put, dan zinkt eensklaps de bodem onder de pooten van het ongelukkige diertje weg, en het stort in de kaken van de sluipmoordenaar.

De heele zomer door kunt ge, waar veel cicindela's zijn, van die wolfskuilen vinden; de meeste in Juni en Juli, soms ook al in April en Mei, en weer in September, als het een mooie, droge zomer is geweest.

Daar komen de volwassen cicindela’s al terug; laten we ze eens kalm bespieden. Zie die eene bronzen sinjeur eens krijgshaftig op buit wachten! Hij heft zijn kop en borst hoog op; die spin daar moet het ontgelden; met een sprong stort zich de roover op zijn buit en bewerkt hem met zijn kaken, dat het niet is om aan te zien.

Wacht even vriendje, ieder op zijn beurt; je bent net zoo druk bezig, we zullen je even in het vangglas laten wippen. Binnen; kijk, kijk wat een woestheid, hij probeert zoo waar in het glas te bijten; dat is je te glad mooie moordenaar; jawel, nu in de kurk! hij rukt er stukjes uit! Hij zal niet lang trekken; we zullen hem even onschadelijk maken, door hem voorzichtig over te laten vallen in een