Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/110

Uit Wikisource
Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina

96

Merkt ge 't wel? Hoe lager we komen en hoe vochtiger de bodem wordt, des te menigvuldiger zien we de tormentilla's en des te forscher gedijen hun bladeren en bloemen. Hier hebben we ook al de eerste dopheide: Erica tretalix. Die begint net te bloeien. Nu zijn we zeker van onze zaak; dopheide en tormentil zullen ons de weg wijzen naar mooie, vochtige plekjes, misschien wel naar heusche veenplassen.


Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen.

Potentilla tormentilla. Tormentil of Meerwortel.


Daar zijn we al midden in de bloeiende dopheide. Een liever plantje dan deze erica is er niet op de heide. Al hebt ge het dui- zendmaal gezien, telkens en telkens weer kunt ge u verlustigen in dat verrukkelijk teere rood van de hangende urn- tjes. En ieder takje heeft zijn eigen kleur, alle nuances zult ge vinden, van het bleekste rose, van bijna wit, tot het donkerste pur- per, een krans van parelen, zacht overbuigend op een teere stengel. Ook die bloemstengel is keurig van vorm en tint, neem er eens een in de hand, en let eens op, hoe het zachte rood onmerkbaar overgaat in 't grijzig groen, waar een krans van vier blaadjes de stengels omgeeft. Aan het eind op de schutblaadjes met hun rose randen vindt ge donkerroode steeltjes met knoppen, die vochtig zijn en soms een vocht afscheiden. Honing buiten de bloem; wellicht om de mieren