Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/118

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

104

kartelblad op de half droge plekken. Uw kurkdroge zitplaats echter bestaat geheel uit de vezelachtige wortels van twee planten, die ge al kent: van het buntgras, de bekende pijpdoorsteker (Molinia coerulea) en van een soort wollegras (Eriophorum vaginatum), dat we in de Paaschvacantie bloeiend hebben gevonden. Die beiden hebben met hun opstijgende uitloopers, de heuvels gevormd. Dat daartoe heel wat jaren noodig zijn geweest, kunt ge opmaken uit … de heiplanten, die op sommige groeien; dat zijn geen dun- stengelige struiken meer, het zijn boompjes met een knoes- tige, stevige stam van een paar vingers dikte.

En nog iets merkwaardigs is er aan deze vreemdsoortige belten op te merken. Er groeien nog twee andere planten tusschen de in elkaar gevlochten oude wortels en gras- stengels.

Zoek eerst eens onderaan, dicht bij het water. Veenbessen, vaccinium oxycoccos. Juist, en nu bovenaan. Dat is een heel ander gewas, dat ge waarschijnlijk niet Ken want zoo heel algemeen is het niet.

Het draagt de mooie klassieke naam "Andromeda”; een naam die hier bijzonder toepasselijk is. Andromeda, de dochter van Cepheus en Cassiope, immers was het jonge meisje, dat door een vijand van haar ouders aan een rots werd gekluisterd en bedreigd door een zeemonster, dat Neptunus op haar afzond. Ten laatste werd zij gered door Perseus, die haar tot zijn bruid maakte.

Welnu, Linnaeus, de beroemde Zweedsche plantkundige, die aan de meeste planten hun tegenwoordige namen heeft gegeven, zag deze plant ook tegen heuveltjes opgroeien, net als wij hier. Hij vond de bloem zoo mooi, dat hij er de naam aan gaf van de beeldschoone Andromeda.

"Toen ik de plant voor het eerst aanschouwde,” vertelt Linnaeus zelf, "kwam mij Andromeda voor de geest, zooals