Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

6

Ik keek haar verwonderd aan; ’t was mij toen natuurlijk nog alleen om de naam te doen, daar was ik al blij genoeg mee.

"Wel, dan heb ik ze beter en met platen; dat zoekt veel makkelijker !”

"Mag ik die eens kijken? ” vroeg ik, want ik had nog nooit zoo iets gezien.

Kruiden-Marie zag mij een oogenblik wantrouwend aan. "Ben je in een apotheek?” vroeg zij. Ik begreep, dat zij concurrentie vreesde en ik stelde haar gerust met de ver- zekering, dat ik alleen voor mijn eigen plezier bloemen zocht en planten droogde.

Zij bleef me nog een poos met haar doordringende oogen aankijken, vroeg waar ik woonde, hoe ik heette, wat ik in dat valies had, en keek toen mijn Suringar eens in; ze liet mij een plantje er mee bepalen, dat zij uit haar mand haalde. Dat had ik gelukkig al eerder gevonden, zoodat ik het er goed afbracht, en ze zei toen:

"ik heb nu geen tijd, ik moet nog kruiden bezorgen en, eer ik thuis ben, is het donker; als je de tocht er voor over hebt, kom dan Zondagmiddag maar bij mij; ten minste als je niet bang bent voor ’t Spookhuis of voor mij. Breng dat boekje mee. Ik heb heele stapels gedroogde planten ; de namen staan er bij, en doozen vol insecten en andere dieren.”

Een oogenblik dacht ik aan mijn eerste schrik. "Ik ben geen klein kind!" antwoordde ik, en gaf haar de hand met de belofte, stellig te komen.

 

Mijn eerste bezoek bij Kruiden-Marie zal ik evenmin ooit vergeten als mijn eerste ontmoeting met haar.

Toen ik binnenkwam zat zij, met een groote ouderwetsche bril op, in een boek te lezen, maar onmiddellijk dwaalde