Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/129

Uit Wikisource
Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina

115

voorkomt, maar smetteloos, onverbasterd wit; 't is een albino, zooals een witte raaf of een witte merel, musch of leeuwrik.


Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen.

Hooge vorm van Thijm. Vergroot.


De bloempjes van de struikheide zijn op zichzelf, al zijn ze gewoon paarsrood, toch al merk- waardig genoeg. Ik zal er u maar niet alles van vertellen; let vooral op ’t uitbuigen van de stamper en op de haakjes aan de meeldraden ; ge kunt de bestuiving op de heide zoo vaak waarnemen als ge wilt, ’t wemelt er van allerlei bijen, meestal honingbijen; toch kunt ge er, als ge studie wilt maken van de wilde bijen, heel wat soorten op verzamelen.

Als het een slecht bijenjaar is en de heidebloemen weinig bezoekers krijgen, komt er toch wel zaad. De meeldraden verlengen zich dan, worden los- ser, de bloem-bla- den krullen zich in en er komt stuifmeel uit de bloem op de eigen stamper. Het zaadzetten van de heide is in verschillende jaren zeer ongelijk. De boeren weten u naar gelang daarvan met zeker- heid te vertellen, of we een strenge of een zachte winter zullen krijgen.