Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

27

jaar we er op uitgaan en ook niet, welke heistreek we voor ons uitstapje ten doel kiezen.

De hei in de voorzomer lijkt maar een beetje op die in Augustus of September, en de Drentsche en Overijselsche hei is voor een kenner heel iets anders, dan de Brabantsche en Limburgsche en die weer anders dan de Geldersche.

Maar om die verschillen zullen we ons vooreerst liever niet bekommeren; die merkt ge later wel zelf op, als ge maar eerst een poos met aandacht de planten en dieren hebt nagegaan, die zoowat overal op de heide voorkomen.

Het beste zal, dunkt me zijn, dat we een tochtje doen naar ’t midden van ons land, naar de Utrechtsche heide, daar vinden we wel niet alles, maar toch veel uit onze noordelijke en zuidelijke heivelden bijeen.

Laten we voor ons eerste tochtje maar eens de Paasch- vacantie kiezen; met Pinksteren doen we de tweede en in de zomervacantie gaan we er nog eens heen; dan zien we de hei in zeer verschillende tijdperken, in de lente, in de voor- zomer en in de nazomer. Als Paschen niet te vroeg valt, dan is dat de heerlijkste tijd om het ontwaken der natuur bij te wonen.

Nu zal ieder, die geen stadsbewoner is, dadelijk zeggen: Maar wie gaat in Maart of April daarvoor naar de hei? De hei blijft dood tot Mei, tot Juni soms, en dan is het ont- waken uit de winterslaap nog maar een geeuwen en rekken, eerst in de volle zomer is de hei goed wakker en vol leven.

Best mogelijk voor wie met een kijkje uit de verte tevreden is, maar wij willen er de dingen wat meer van nabij bezien dan de heiboeren en imkers, voor wie onbe- bouwde heide alleen uit schapenvoer, strooisel en honig bestaat.

Een mooie dag in ’t eind van Maart moest volgens het bekende spreekwoord een zeldzaamheid zijn; maar mijn