Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/82

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

72

gewone, groote heihagedis houdt er niet van, in ’t water te plassen, maar deze donkere kleine kan er niet buiten.

Nu de kleine groene en het bruine kikkertje met het padje; daar gaan ze. Laat ze nu een paar uur met rust. Neen, probeer maar niet ze te voeren, ze vreten vooreerst toch nog niet. Dat doen ze wel, als ze morgen of over- morgen erg honger krijgen en een beetje aan hun glazen paleis gewend zijn. Ze moeten eerst een paar honderd maal de kop tegen het glas gestooten hebben, vóór ze begrijpen dat ze er niet door heen kunnen kruipen, al kunnen ze er door heen zien.

Wat hebben we nu nog over? Het paartje van Rana arvalis, de heikikker. Die moeten vooreerst in het aquarium. Laat daarin een dik stuk kurk drijven; dat wordt hun eiland, waarop ze zich zonnen kunnen, als het water wat koud wordt.

De vliegenvangertjes en het vetkruid? Als ge die in t terrarium doet, vindt ge er in een week tijds niets meer van terug, al hebben we maar een stuk of vijf diertjes onder dak gebracht. Als er een kikker op gaat zitten, is het moois er dadelijk af. Neen, die geven we een afzonderlijk verblijf in een diep bord met aarde en veenmos onder een stolp. Of hebt ge een plantenkasje, dan is daar de beste plaats.

Laat eens zien; wij hebben een vijftal pinguicula-rozetjes zoo groot als een gulden. Die zetten we zoover mogelijk en op gelijke afstanden van elkaar; want die zullen we in hun doen en laten bespieden, daar tusschen in de drosera en in het midden een kartelblad.

Dat is klaar. Nu de hooge stolp er over, water in ’t bord, en alles in de zon gezet, die wel gauw weer schijnen zal; als ’t vandaag niet is, dan is het morgen. Denk er om een blokje onder de stolp te leggen, anders sluit die de lucht af en dan gaan de plantjes rotten.

Het terrarium brengen we wel zoo gauw mogelijk op