Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

75

Niet alleen, dat ge daardoor de groei van de planten belemmert, ge hebt er voor eigen studie ook bitter weinig aan. De meeste dieren van het terrarium, (de amphibiën zoozeer niet, maar de reptielen bijna alle) bezitten in de vrijheid een eigen jachtterrein van verscheidene meters om- vang; uit hun bezitting, door overwinning verkregen, ver- drijven ze steeds de indringers van hun soort; dit. moet in een terrarium, al is het natuurlijk op zeer kleine schaal, ook het geval kunnen zijn.

Daartoe behoeft een terrarium niet eens heel groot te zijn. Eén van een meter lengte is al meer dan groot genoeg. De breedte kan ruim drie vierden van de lengte zijn. Hoe hooger een terrarium is, altijd zonder aan de sierlijkheid te kort te doen, hoe beter het is voor de planten, en hoe minder gevaar er bestaat voor het ontsnappen van dieren, als men het eens wil openzetten.

Nu weet ge er al genoeg van, als ge een nieuw terrarium wilt maken voor Nederlandsche planten en dieren. Tot de gevlekte, zwart met gele landsalamander en de boomkikkers toe, kunt ge er, met wat zorg, best in ’t leven in houden. Die gaan we later eens samen vangen; daartoe moeten we het bosch en de struiken in; op de heide vinden wij ze zelden.

Voorloopig kunt ge het met de bewoners van uw terra- rium al wel stellen. Elk jaar of om de twee jaar moet er wat nieuws in voor de afwisseling en om zoo geleidelijk onze Nederlandsche veen- en heideplanten, onze reptilen en amphibiën te leeren kennen. Uit boeken leert ge er maar een bitter klein beetje van; door ze vaak te gaan bezoeken in hun natuurlijke verblijfplaats, heel veel; maar het meest door ze thuis na te gaan in hun dagelijksch doen en laten. ’t Is ook makkelijker gezegd dan gedaan, de vlugge diertjes buiten te bespieden; dat kan wel, maar er hoort heel wat geduld, oefening en gelegenheid toe.