Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/120

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

110

Laat hem nu weer vliegen. Waar gaat hij heen? Naar een nest, dat hij ergens in den grond gegraven heeft en waar hij met 't stuifmeel, dat hij in zijn haren opzamelt, zijn half dozijn hongerige kleintjes, pootlooze maden, grootbrengt. De geleerden noemen hem Anthrena pilipes, wat zooveel beduidt als haarpoot-wesp, maar hij lijkt net zoo veel op een wesp, als een kat op een stekelvarken.


De Behangersbij. (Megachile centuncularis). (× 3)

 

Ik heb hem u gewezen, om u meteen te zeggen, dat er nog heel veel andere graafbijtjes met van die lang-behaarde pooten op de distels (en in 't voorjaar op de paardebloem) te vinden zijn en daar zijn er onder, versierd met goud en fluweel, die tot de mooiste van onze Nederlandsche insecten behooren.

Hè, wat draait er daar een op een gekke manier op de distelkop in 't rond; altijd door achteruit met 't achterlijf wat omhoog gericht. Pas op, dat is een distelvriend bij