Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/61

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

55

toe. Nu of nooit, dacht ik, en sloop zoo voorzichtig mogelijk nader bij, om te zien op welk blad de vlinder eieren zou leggen.

Ik zag haar een poosje stil zitten, daarna vloog ze naar een ander blad; maar ik keek haar niet na, ik hield mijn oogen onder 't loopen strak op het blad gericht, waarop zooeven de vlinder had gezeten. Ik wist ontwijfelbaar zeker, dat ik mij niet vergiste, dat het blad, hetwelk ik plukte, net door de vlinder was verlaten. Ik bekeek het, maar zag niets; mijn vergrootglas, een beste dubbele loupe, zou me wel helpen, dacht ik, misschien zijn de eieren bijzonder klein.

Ik legde het blad voorzichtig op een steen en ging er bij liggen, ik zocht en zocht te vergeefs. Zou ik mij toch in het blad vergist hebben?

Nog vloog de vlinder tusschen de netels rond, en daar, geen tien pas van mij af, zette zij zich weer boven op een blad neer.

Nu zullen ze me niet ontgaan, dacht ik; ik plukte het blad en tuurde en tuurde, eerst zonder, toen met de loupe tot de oogen mij pijn deden, maar ik vond niets; ik wierp verdrietig het blad weg, en ging naar huis om te slapen; ik droomde van vlindereieren zoo groot als erwten, waaruit rupsen, poppen en vlinders kwamen, die mij uitsliepten en leelijke gezichten tegen me trokken.—Jaren later vertelde ik dit toevallig aan een goeden kennis, die ook veel van wandelen en rondkijken buiten de stad houdt. "Ik kan je uit den droom helpen," zei hij, en liet mij een boek zien, zooals ik er na dien tijd nooit weer een in mijn handen heb gehad, Er zijn in het buitenland heel wat prachtige boeken over vlinders gedrukt, maar zulke mooie, gekleurde teekeningen en beschrijvingen als in dat oude, Hollandsche boek, heb ik nog nooit weer gezien.

De schrijver, Christiaan Sepp heette hij, heeft daarin alles