63
het wolkje blijft een oogenblikje zweven boven de bladeren, dan drijft het in horizontale richting weg, door het morgenkoeltje gedragen. Een tweede wolkje volgt, na een korte pauze een derde; nu komen drie, vier, vijf ontploffingen te gelijk en een wolk van geel bloemenstof zweeft over de vlakte; dat duurt zoolang, tot de zon boven de kim is verrezen; als de zon wat veel warmte begint te geven, wordt het stuiven minder; de bloemen, die nog niet geleegd zijn, blijven zorgvuldig gesloten, tot den volgenden morgen bij gunstig weer. Wel kunt ge bij niet al te buiig weer aan een enkele brandnetelbloem de ontploffing van de meeldraden waarnemen, ook wel in de heete middaguren, maar—dat is nog geen stuiven, 's morgens vroeg ontploffen er tien, twintig tegelijk; later of bij ongunstig weer zoo nu en dan eens eentje.
Dit is de regel; de uitzondering komt natuurlijk in de natuur ook weer voor. Ik heb eens een brandnetel bij zonneschijn vlak na een regenbui op zijn drukst zien stuiven en wel tegen de schemering. Misschien, doordat 't eenige dagen lang in de morgenuren ongunstig weer was geweest.
De bloemen, die voor het overbrengen van het stuifmeel van wind en weer afhangen, zijn zuinig en voorzichtig: ze geven niet alles te gelijk, ze zetten niet alles op één kaart.
En wat een voorzorgen van weerskanten, van stamper- en van meeldraadbloemen beide, om het welslagen te bevorderen!
Bij de meeldraadbloemen, zooals we gezien hebben, het snel openspringen en het omhoogslingeren van het stuifmeel. De groote hoeveelheid is ook geen overdaad: hoeveel millioenen stuifmeelkorrels moet de brandnetel niet uitzenden, om een kansje te hebben, dat eenige ervan juist op den stempel van een bloem van dezelfde soort zullen belanden! En de brandnetel stuift nog wel in een vrij ongunstigen tijd van het jaar,