Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

81

staart laat los van de grashalmen, en het doodvonnis van de brandnetel is geteekend.

Uit alle zuigschuifjes dringen de draden van het duivelsnaaigaren in het weefsel van den netel door, halen de sappen, door de bladeren bereid en het water door de wortels opgezogen, uit zijn binnenste, en zuigen de netel zoo bij levenden lijve uit. De brandnetel begint te kwijnen, hij geelt, buigt om, valt ter aarde en sterft; en de moordernaar? Die gaat bedaard over op een andere frissche brandnetel, die er naast staat, om daar zijn vernielingswerk opnieuw te beginnen.

Als ge een beetje geluk hebt met uw ingezamelde zaden, kunt ge het geheele proces voor uw venster laten afspelen. Ge moet echter in het begin voor een steunsel zorgen: probeer het eens met een griffel of een luciferhoutje, en tot uw verbazing zult ge zien, dat de warkruid-kiemen die steunpilaren versmaden, en liever sterven dan er zich om heen te kronkelen. Zet er nu een grasspriet of een ontkiemde boon bij, dadelijk grijpt het tastend vingertje toe en klemt zich vast. 't Is of het ruiken kan, dat daar leven in zit en in de luciferstokjes niet.

Geen wonder, dat men vroeger, toen men de natuur nog niet zooveel geheimen had afgeluisterd, verbaasd stond over die plant zonder wortels. Dadelijk gaf men den duivel de schuld van dat geheimzinnige, moorddadige gewas; de duivel naaide de planten, die hij verdelgen wilde, met die roode draden vast, zoodat ze niet verder konden groeien en wel sterven moesten. De brandnetel was dus een vijand van de duivel en men gebruikte hem daarom vroeger, en hier en daar thans nog wel, als een wondermiddel tegen het inslaan van den bliksem, of wel men draagt hem op de bloote borst als een talisman, tegen

6