Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/161

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

153

in zakken bij zich in de tent brengen, als de vangers onderweg moesten overnachten; eens ontsnapte er een, de inboorling die hem gevangen had, volgde 's morgens in rechte lijn het spoor van de ontsnapte en vond het dier in het zelfde gaatje, waar hij het de eerste keer uit te voorschijn had gehaald. De sterke geur en de scherpe reuk der dieren schijnt hierbij in 't spel te zijn.

Dat alles is, zooals gezegd is, zeer zoogdierachtig, en Semon, die wel van het dier spreekt als van een levende schakel, zegt er dan ook bij, dat de mierenegel lang niet in 't midden staat tusschen zoogdier en reptiel; veel meer naar den zoogdier-kant. Van de vele fossiele mierenegels die in de oudere aardlagen, ook in Europa, gevonden zijn, is het natuurlijk moeilijk uit te maken of zij eieren legden; wel is het zoo goed als zeker, dat zij met de andere buideldieren in de oudste lagen voorkomen, waarin nog fossiele zoogdieren worden gevonden.

Ook de ontwikkeling van een tweede dier, dat een bijzondere schakel vormt in den dierenketen, is door Semon met veel geluk nagegaan. 't Is niet te verwonderen dat deze dierkundige bij zijn onderzoekingen zooveel gewicht hechtte aan de studie der ontwikkeling van het ei tot volwassen dier; het doel van zijn tocht naar de Australische wildernis, die ontzaglijk veel moeite en geld heeft gekost, was immers materiaal te verzamelen, zoo mogelijk als steun voor de kennis van de ontwikkeling van het geheele dierenrijk, die heel dikwijls een afspiegeling vindt in de ontwikkeling van een enkel individu.

Met verbazend veel moed en geduld heeft Semon in zijn kamp in de wildernis de levenswijze nagegaan van een longenvisch, de befaamde Ceratodus, de anomalie onder de visschen, die nog maar op enkele plaatsen in Australië voorkomt. Hij