Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/160

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

XXIV.

Ontbrekende schakels. Visschen met longen.


 

't Is wel aardig dat tegenwoordig ook een waarneming omtrent de levenswijze van een dier invloed kan hebben bij het classificeeren, dat dus de jonge biologie mee mag praten bij de bedaagde systematiek.

In een ander opstel heb ik al verteld, dat de mierenegelwijfjes in den omgang met haar jongen meer zorg toonden dan men bij de eierliggende amphibiën en reptielen gewoon is te vinden. De volgende waarneming bewijst dit ten volle.

Als moeder mierenegel, ter eigen versterking na het zoogen, er op uit gaat, om met haar mollepooten de aarde op te graven naar wormen of larven, of haar lange tong steekt in de bres, die zij met de klauwen in een harde mierenhoop heeft gebroken, dan deponeert zij op hazenmanier haar jong—ze heeft er zelden meer dan één—op een veilig plekje; na den maaltijd, of bij gevaar, zoekt zij het dadelijk weer op om het te koesteren en te zoogen.

Eerst als 't zelf stevige pennen heeft en zich bij gevaar kan inrollen als een egel of een stekelvarken, laat zij het aan zijn lot over.

Hoe dom de malle dieren er uit zien, ze blijken een merkwaardig plaatsgeheugen te bezitten. Semon[1] liet zijn exemplaren


  1. R. Semon. Im Australischen Busch, 2e dr. 1903.