Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

161

er tegen, het is een levenloos ding geworden, iets onbepaalds, als een kluitje aarde met gras en sprietjes, stokjes of steentjes; het verdwijnt als een knoop, die valt op een vloerzeil met een wriemelig patroon.

Zoo heeft het jaren geduurd, eer ik een boomkikker vond in de streken, waar ze veel voorkomen. De eerste lag als een grasgroen blad op zwarte veenaarde, de volgende zaten in 't voorjaar op de struiken aan een slootkant groen als de bladeren, of geelbruin als 't oude dorre riet, ineengedoken als een propje, een gal, een stukje dor blad dat er tegen was gewaaid.

Let eens op, hoe volmaakt een schol of bot verdwijnt in het grove zand van den bodem der bassins in Artis. Juist ziet ge de merkwaardige platvisch allercurieust scharrelen door 't water of daar valt het dier neer, plat op zijn witte linkerzijde en de gele rechterzijde is zelf grof korrelig zand, met zwart of bruine vlekjes, die net zoo goed zwart of bruine steentjes konden zijn. Alleen de twee oogjes, die met de jaren naar de rechterzijde zijn gedraaid, zeggen u, waar 't is, en gemerkt dat er zoo tientallen van die dieren in 't bassin van 't aquarium liggen.

Merkwaardig is het dat deze visschen, ook kabeljauwen, die met anderen tint aankomen, soms en dan vrij snel de kleur van den bodem aannemen. Is echter de visch bij 't arriveeren blind, zooals wel gebeurt doordien de visschers ze met de vingers in de oogen pakken, om ze bij 't ontglippen weer te grijpen, dan verandert de kleur zelden in overeenstemming met het bodemzand, maar blijft zooals ze was.

Ook kleuren en huidteekeningen, die schijnbaar juist geschikt zijn om de dieren in 't oog te doen vallen van de prooi, zooals die van den tijger en van de gevlekte luipaarden,