Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/223

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

XXXIV.

Op de orchideeën-jacht.


 

Al jaren lang had ik 't mij voorgenomen ook in den voorzomer eens een kijkje te gaan nemen in Zuid-Limburg en eindelijk is 't er kort geleden eens van gekomen. De lange spoorreis, die zoo'n groot deel van den beschikbaren tijd wegneemt en die de kosten nog al hoog maakt, was wel een bezwaar; maar de koude lentes en de achterlijkheid van den plantengroei in de laatste vijf jaren omstreeks Pinksteren, dat waren de eigenlijke beletselen voor de uitvoering.

In het mooie jaar '04 werkte alles mee; nog maar zelden was de Pinkstertijd zoo bloemrijk als deze keer; alles bloeide nog, wat meestal in Mei al afgedaan heeft, en wat anders tot Juni wacht, was dat jaar een halve maand eerder aan het bloeien gegaan. Daarbij kwam nog een bijzondere aanleiding: voor de orchideeën-tentoonstelling van de orchidophilen-club, moest ik eenige zeldzame Nederlandsche representanten van deze merkwaardige plantenfamilie machtig zien te worden. En waar zou ik die met meer hoop op succes beter kunnen zoeken dan in dat botanische lustoord Zuid-Limburg?

Nu was ik zelf nog nooit in den orchideeëntijd in Zuid-Limburg geweest en juiste aanwijzingen van de groeiplaatsen had ik ook niet. Ik wist alleen dat ik zoeken moest op mergelkalk ergens tusschen den St. Pietersberg op den Wester- en