238
vinden, en om zeker te weten, dat het wel degelijk haar eigen, eigen lieve kinderen waren, die ze weer terug had.
De jongen vleidden zich tegen haar op, zooals zij zich even te voren tegen mij hadden genesteld; zij staken hun kopjes omhoog en de stomme dieren vroegen ook haar om kennis, om weten, naar de reden waarom zij zoo bang had gedaan, waarom ze van hen weg was geloopen, wat er toch aan de hand was geweest?
Voort door het bosch.
Toen te midden van het geluk golfde er op eens weer een berg van angst over de moeder: menschengeur woei haar tegen uit de besmette struiken, en meteen besefte ze de noodzakelijkheid om haar jongen beter te leeren, opdat zij bij een nieuw gevaar haar lessen niet weer zouden vergeten.
Met den staart omhoog, de witte vlag, die als een lichte vlam den weg wees door 't duistere van 't groote bosch, sprong ze plotseling op, de struiken in. De hertjes stonden een oogenblik verbluft, bang voor 't onbekende, dat er nu weer gebeurde; daarop rezen ook hun vlaggen omhoog en hun slanke pootjes volgden dapper de leidster door de ruigten en over de steenen van de open plekken.