Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

VI.

Bevruchting bij zaadplanten.


 

Vroeger, dat wil zeggen tot voor een vijftal jaren, goldt de meening, dat alleen bij de sporeplanten, zooals bij varens, mossen en algen, eene bevruchting plaats greep waarbij ook spermatozoiden te pas komen, net als bij de dierlijke voortplanting. Nu weet men beter: dank zij de merkwaardige en uiterst moeilijke onderzoekingen van een groot aantal botanici, die zich jaren lang bijna uitsluitend met deze microscopische studiën bezighielden.

Wat er gebeurt zullen wij voor 't gemak van het overzicht in drie tempo's nemen. Eerst het bewegen van den inhoud der stuifmeelkorrels naar den zaadknop. Daarna de gebeurtenissen tot de samensmelting der tweeërlei stoffen (dit is de eigenlijke bevruchting) en ten slotte de eerste verschijnselen die tot de vorming van de kiem en soms van kiemwit leiden.

De schetsmatige figuurtjes hierbij zijn zoo eenvoudig mogelijk genomen, alles wat tot het begrijpen niet bepaald noodzakelijk is, heb ik weggelaten. Preparaten of teekeningen naar de werkelijkheid zien er heel anders uit.

 

De stuifmeelkorrel heeft een uitwendige huid, waarin zich dikwijls openingen of dunne plekken bevinden; daarbinnen ligt, in een tweede vlies besloten, de vloeibare inhoud van den korrel. In deze