Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

64

door den zachten wind strak gehouden en eenigszins omhoog gelicht; steeds gaat 't spinnetje voort met den draad uit te drijven; de wind krijgt nog meer vat en nu gaat 't snel, tot eenige meters toe soms. 't Geheel geeft den indruk, dat de spin den draad uitschiet; wat niet waar is, zooals men merkt bij nauwlettend toezien: de wind werkt als spanmiddel van die zich verlengende draad.

Als de draad wijd genoeg uitwaait naar den zin van 't spinnetje, bijt het dier het vaste uiteinde los, omklemt den draad bij beide einden, en daar gaat het, op zijn draad drijvend als op een vlot, de lucht in; soms heel ver, soms maar enkele passen, al naar de vliegmachine vrijblijft of strandt op tak of twijg, of aan een grashalm of heistruikje vasthaakt. In 't laatste geval, dat zeer vaak voorkomt, begint de manoeuvre opnieuw. Verbazend ver, tot uren ver in zee, zijn zwevende spinnen opgemerkt, en hoog in de lucht boven kerktorens en bergen eveneens. Hoe nu, als de reis lang genoeg geduurd heeft, en een gunstig terrein zich onder den luchtreiziger bevindt? Dan palmt hij eenvoudig den draad in, wikkelt hem op tot een vlokje en laat zich op deze parachute langzaam dalen.

Dat er op vele vlotjes geen enkele spin en op andere draden soms twee of meer worden gevonden, kan verklaard worden door 't feit, dat er dikwijls botsingen en verstrengelingen voorvallen in de lucht, die soms wit ziet van de tallooze draden en vlokjes. Of het nu uitsluitend om een gunstig gelegen winterkwartier gaat, en of er nooit zoo'n spinnetje nog eens weer, louter voor zijn plezier, zijn reis op de witte zeilen door den zonnigen herfsthemel zal hervatten, dat weet ik niet; maar ik hoop het voor de diertjes. Het moet een heerlijk spelletje zijn.