Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/71

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

X.

Legendarische planten.


 

I. De Lindeboom.

 

De linde is de last-not-least-boom van onze parken, wegen en pleinen, ten minste als we de uitheemsche zomerschoonen, als tulpen- en trompetboomen niet meetellen; dit laatste behoeft geen minachting te zijn; die voorname liriodendrons en catapa's bloeien prachtig, grif toegegeven; maar ze willen, schijnt het alleen flink opschieten en rijk bloeien in parken en op stille eerwaardige buitenplaatsen, beschut tegen wind en verscholen tusschen ander hoog en oud geboomte.

Linden zijn zoo schuchter niet; zij zetten zich naar alle zijden hoog en breed uit; 't is of zoo'n boom weet, dat hij hier thuis hoort, meegegroeid is met het land, en duizend jaar kan worden, trots mist en storm, sneeuw en vorst. Op een der winderigste en stoffigste pleinen van Amsterdam staan nog linden uit den tijd, dat daar de eerste huizen gezet zijn. Als zoo'n lindeboom, die vrij en ruim voor het huis is geplant, maar eerst de jonge jaren achter den rug heeft, kan hij tegen heel wat stootjes, groeit tegen alle verdrukking in. En dan staat hij daar als een levende geschiedenis, fluisterend met zijn bladgeritsel het lied van eeuwen, het leed der ouders en 't lief der kinderen van geslacht tot geslacht.

5