Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/77

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

X.

Legendarische planten.



II. Maretakken.

 

Mistletoe, Maretakken, Mistel, Vogellijm, Gui en Viscum album, allemaal namen voor dezelfde plant, die door zijn zonderling wezen al in de oudste tijden de aandacht trok van ieder, die niet alle opmerkingsgave miste.

In Noord- en in Middel-Europa, waar 's winters de meeste boomen bladerloos staan, moest het wel in 't oog vallen, dat van sommige boomen eenige takken groen bleven, als bij andere de grauwe winterkleur op de kale twijgen lag.

Van alles wat onverklaarbaar scheen, wat afweek van den regel, kreeg in den goeden ouden tijd altijd zeker iemand de schuld; en als 't de duivel niet zelf was, dan waren 't gewoonlijk de heksen; 't volk noemde die groengele bosjes ineengewarde takken boven in de linden, populieren of eiken en, ofschoon zelden, in de grove dennen, "heksenbezems"; net als nu nog in sommige boomen, voornamelijk in berken en olmen, de ziekelijke uitwassen heeten, die in de verte op een oud kraaien- of eksternest lijken.

De oude Grieksche en Romeinsche plantkundigen wisten al, dat het een afzonderlijke plant was, die daar boven in de boomen groeide; maar ze meenden, dat ze niet uit zaad ontstaan was; non sua geminat arbos.