Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/95

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

XIII.

Over zee op den rug van kraanvogels.


 

Het periodieke reizen van dieren, het alom bekende trekken van vogels en visschen en het, wat de tijd betreft, minder regelmatige trekken van insecten, heeft al zooveel wonderlijks en raadselachtigs voor leek en natuurkundige beiden, dat het haast onvergeeflijk is, de zaak nog lastiger te maken, door er een bijna ongelooflijke bijzonderheid bij te ontdekken. En toch kon dat wel eens 't geval zijn.

Nu ik weer, als elk jaar lees van kraanvogels, die over ons land zijn getrokken en hier en daar zelfs hebben uitgerust, en gevischt, komt mij een waarneming te binnen van een ontdekkingsreiziger in West-Azië. Deze meende indertijd bemerkt te hebben, dat trekkende kraanvogels allerlei kleine vogeltjes op hun rug meenamen naar het Zuiden, en deze diertjes, kwikstaartjes waren er ook bij, veilig over zeeën en hooge bergen droegen.

Ik heb eens opgezocht, wat ik over deze bijzonderheid vermeld kon vinden.

De eerste schrijver, die er melding van maakte, was een oorlogscorrespondent van een groot New-Yorksch dagblad op Creta. Hij werd eens door visscherlui attent gemaakt op een zacht gezang of getjilp, telkens wanneer kraanvogels van 't Noorden kwamen overvliegen. Hij ging er nu op letten; de vogels vlogen altijd laag en 't gefluit was duidelijk te