Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

XVIII.

Winterwandeling.


 

Zelden heb ik mooier zonsondergang gezien dan in 1903 op oudejaarsavond.

Dat lag zoowel aan de zon als aan mij. Ik had er haast niet op durven hopen, dat de oudejaarsdag, dien ik bij mijn ouders in mijn geboorteplaats zou doorbrengen, bovendien zoo mooi zou zijn als natuurdag. 't Was ook al zoo lang nat en guur geweest, en wij Amsterdammers waren al heelemaal van kwakkelwinter-gedachten doordrongen.

Daar kwam opeens krachtige opwekkende vorst met zijn flikkerend ijs en fonkelende rijp. Op 't allerlest zou het stokoude jaar, zoo onvergetelijk voor de paraplu-venters, nog even den ernstigen wil toonen, om bij ons natuurvrienden goed te maken, wat het verkorven had, of ten minste een belofte voor de toekomst te geven.

Na tweeën kon ik 't bij vlampudding, glacé en gezellige visites niet meer harden en de beenen volgden dra de gedachten naar die heerlijke veel te weinig bekende Oude Schans aan den IJsel bij 't Katerveer.

Dat mooie groote park, een klein uur van de stad gelegen en meestal zoo eenzaam als een kerkhof, dat was de school waar ik indertijd het liefst leerde. Daar ben ik al eens zoek geraakt, toen ik acht jaar oud was, zoodat 's avonds onze buurt in de stad in rep en roer geraakte en de omroeper er bij te pas kwam.