148
dezelfde plantensoort doet ontstaan. Dezelfde dr. Adler, die dat het eerst ontdekte, heeft ook met verbazend veel geduld het eierleggen van zoo'n galwesp bestudeerd.
Het gemakkelijkst gaat dit bij een soort die het ei in een nog gesloten knop legt; daar duurt het inboren en leggen het langst en is er dus tijd en gelegenheid om alles nauwkeurig waar te nemen.
7. Kegelvormige steenharde bladgallen op beuk.
Eerst duurt het een poos voor de wesp een knop naar haar zin heeft gevonden. Dan steekt ze haar fijne legboor uit en brengt die onder een schub van de knop. Dat kost het dier heel wat moeite, soms lukt het heelemaal niet en moet ze maar een andere knop uitzoeken, waar de schubben niet zoo vast aaneen sluiten.
8. Bladgallen op linde door een mug. Met een binnen- en buitenste deel vergroot er naast geteekend.
Gelukt het eindelijk, dan moet de boor daar binnen nog door een paar dekschubben heen en komt nu in 't hart van de knop, waar de blaadjes, die later den tak zullen sieren, al gereed liggen. Die boor is lang en elastisch; dat moet wel, anders kon de wesp er de noodige bochten niet mee maken; bovendien is de spits van onder een beetje omhoog gekromd. (Zie fig. 11).
Dit werk is lang niet gemakkelijk, 't is het kleine diertje aan te zien, zegt Adler, dat het al zijn krachten inspant om