Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

153

Ten eerste komt er een leelijke keep in den kring, doordat u, al verzamelt u in 't bosch duizend galappeltjes van verschillende plekken, nooit anders dan wijfjeswespen uit de appeltjes te voorschijn zult zien komen. En dat geldt niet alleen voor uw eigen eikenbosch, nergens op aarde waar onze eiken groeien, heeft men de mannetjes kunnen ontdekken.

Dat was een lastige puzzle voor de dierkundigen van de vorige eeuw; maar, het geval: "alleen wijfjes bekend en toch voortplanting" kreeg, zoo al geen verklaring, dan toch gezelschap van een overeenkomstig geval in 't bladluisleven. Daar bleek de mogelijkheid uit de werkelijkheid; de bladluismoeder op uw rozenstengel krijgt jongen, dochtertjes al te gaar, en die krijgen zonder mannetjes aanstonds weer dochtertjes en zoo voort en zoo voort, tot een lange dikke laag bladluizen den geheelen stengel omgeeft. Zoo'n voortplanting zonder bevruchting is nog bij enkele andere diersoorten waargenomen en heeft den naam gekregen van parthenogenesis. of maagdelijke voortplanting.

Zie zoo, ons raadsel van de galwesp is dus al voor een deel opgelost; want de diertjes, die ge uit de galappeltjes kweekt, kunnen zonder bij paring bevrucht te worden—dus zonder de hulp van mannetjes noodig te hebben—parthenogenetisch, om 't weer wetenschappelijk uit te drukken, eieren leggen, waaruit zich larven ontwikkelen.

Maar nu komt de tweede breuk in den ontwikkelingskring. Al zochten de natuurvorschers elk jaar opnieuw van December tot April alle eikenbladen af naar eieren, ze vonden ze nooit; ook niet met de hulp van hun microsopen. Eerst in Mei werden steeds de eieren gevonden en wel blijkbaar pas gelegd in een bladnerf aan de onderzijde van het blad. Dat er geen