Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/178

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

178

bereiken kan, dankt deze in de eerste plaats of in zeer groote mate aan de taal, aan de woorden, die de symbolen van de dingen in onzen geest zijn, zoo ongeveer als muzieknoten de tonen aanduiden. Die hebben 't denken in gecondenseerden vorm door grooten winst aan tijd en plaats en door 't overbrengen van geslacht op geslacht, buitengewoon vergemakkelijkt, ja, misschien mogelijk gemaakt. Om de dieren in dit opzicht rechtvaardig te beoordeelen, zouden wij den graad van 't verstand van den tegenwoordigen mensch in gedachten diep moeten doen dalen, tot daar waar het reiken zou, indien nooit een mensch had kunnen spreken of schrijven; hoogstens eenige niet zeer afwisselende geluiden had kunnen voortbrengen en slechts eenige teekens of gebaren had leeren maken.

Wis en zeker zijn een overgroot deel van de dierlijke verrichtingen instinctmatige bewegingen, hetzij reflexbewegingen, die bijna of geheel onbewuste levensuitingen zijn: zooals het groeien, 't ademen, de hartwerking en ook het zuigen der pasgeborenen, het vervellen, inspinnen, verpoppen en ontpoppen van insecten, ook andere, die onwillekeurig of althans gedachteloos verricht worden of kunnen worden, zooals loop- en eetbewegingen. Maar dit geldt net zoo goed, of tot op zekere hoogte, net zoo goed, voor mensch als dier.

Kom nu niet aan met den dooddoener: "de dieren leeren een handelwijze, hoe verstandig die ons ook toeschijnt, nooit anders of beter doen; de honingbijen (dit is een getapt voorbeeld) bouwen en werken nog net als in Salomo's tijd. Het is het instinct, zegt gij, want volgens uw eigen omschrijving groeit het verstand, wordt het met den leeftijd en ervaring van 't individu en van geslacht op geslacht rijker, veelzijdiger of, zoo 't betrekkelijk eenzijdig blijft, gecompliceerder, wat zijn waarneembare uitingen betreft. Niet aldus bij de dieren, die