Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/202

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

202

gezien, die met een stuk kromhout vol eendenmossels aan de deuren belden, om ze voor een kleinigheid te laten kijken. Een van de impressario's vertelde er de heele legende bij van de rotganzen, die er uit groeiden en nog veel meer moois.

Toch is het al meer dan driehonderd jaar geleden, dat het nest en de eieren van rotganzen ontdekt zijn. Dat deed Gerrit de Veer, dezelfde Hollandsche jongen, die de overwintering op Nova Zembla meemaakte; hij ging tijdens een tochtje naar Groenland aan wal, en bemerkte daar in den zomer dezelfde geheimzinnige zwarte ganzen, die hij 's winters thuis op de schorren zoo dikwijls had begluurd. Hij klom tegen de hooge kustrotsen op en vond er de nesten met eieren in groot aantal. Toch is de oude legende nog niet vergeten en in oude natuurlijke-historieboeken van veel lateren tijd groeiden nog lang de rotganzen aan boomen op 't strand.

Hun naam rotganzen schijnt in verband te staan met het groeien op rot hout, of waarschijnlijker is het een aanduiding van het geluid, dat deze ganzen geven bij 't trekken.

Trouwens niet alleen op den doortocht. In den ganzenvijver van Artis is in 't voorjaar het zachte krot! krot! duidelijk tusschen al de variaties van het gewone ganzen-gegigak te onderscheiden. Zoekt men tusschen al die andere ganzen die zachte "zangers" uit, dan blijken het mooie gansjes te zijn, met gitzwarte borst en grijs gemarmerden buik en vlerken. Het beste zijn ze dadelijk te kennen aan een heelen of halven witten ring om den hals.

Meestal blijven ze wat achteraf als de kinderen op 't brugje biscuitjes uitdeelen, maar 's morgens vroeg en vooral in 't voorjaar zijn ze minder schuw en dan maken ze, net als de brandganzen en als de canadeezen met hun mooie witten wangen, allerlei zonderlinge bewegingen en ook zeer vreemde heesche