Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/204

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

204

te watchen, hoorde ik achter mij een eind verder op den eendenvijver een straatjongen zachtjes klepperen en dan weer een kind met een dubbeltjes rateltje spelen. Dit nu zijn zeer ongewone geluiden in Artis. Ten eerste is het een veel te fatsoenlijke tuin, dat er ooit een jongen, onderstel al dat een lidszoon zoo iets in den zak kon hebben, het zou durven wagen er zijn kleppers voor den dag te halen; maar ook zelfs een baby op den arm zou hier van zijn juf niet mogen ratelen. Daarbij, hoe zouden er straatjongens of andere menschen op zoo'n ontijdig uur in Artis komen, het moest wat anders wezen; een dier waarschijnlijk in den vijver. Dit alles moet buiten mij om door mijn arm hoofd gegaan zijn, ik had er stellig allang naar geluisterd, voordat ik 't zelf merkte; want ik was al lang aan het zoeken en localiseeren van 't kleine rateltje, voor ik mij had omgekeerd.

Dat zweefde nu hier dan daar over den vijver; stellig een kwartier duurde het, eer ik 't beestje te pakken had, dat zich zoo'n afwijkend eendentaaltje veroorlooft. Het is een zomertaling, kenbaar aan een lange witte streep boven 't oog, die van den voorkop tot aan de schouders loopt. Probeer 't aardige geluidje eens te hooren; maar 't moet heel stil bij den vijver zijn. Zoo stil, dat ge daar den kwartel kunt hooren slaan, die in een boom naast de pauwenvolière zit.