Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/206

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

206

Onze goede waard spreekt gelukkig Nederlandsch, zooals hij vol trots beweert; ieder van ons snapt wel, wat hij bedoelt met "geplaand of arrangiert" of wat de hond belt achter de kats beduidt; zoodat de goede man in zijn verbeelding heel wat presteert op Nederlandsch taalgebied, nu wij hem zoo zelden iets tweemaal moeten laten zeggen. Zijn handige en goedlachsche vrouw, die heel goed koken kan, babbelt ook heel aardig, maar dat gaat tot nog toe heel ver boven onze bevatting. Van de kinderen uit de buurt heb ik al een „bitteke"' geleerd, al lukt het nog niet best in de grenstaal naar den goeden weg te vragen.

Heel erg is dit niet; want onze waard is voor de eerste dagen tevens onze gids; wat een uitkomst is in dit land vol steenige kronkelpaden en slingerende karrewegen, waar de beekjes zoo maar dwars over heen stroomen. En hij is nog meer; onze stadsschoenen leggen het in den strijd tegen de puntige keien, kalksplinters en vuursteenscherven merkwaardig gauw af, 's morgens zijn uw schoenen evenwel niet alleen gepoetst maar geflikt ook, zoodat ze het weer een dagje uithouden.

Wat wij Noord-Nederlanders hier ook in 't eerst heel vreemd vinden, dat is het gebrek aan boeren; overal akkers, tuinen, weiden, boomgaarden en nergens de gewone boerenknechten en meiden met pet of muts, kiel of boezeroen; het zijn hier allemeel heeren of werklui; Zondags met boord en colbert, de vrouwen naar de mode, al is 't niet juist de laatste; in 't werk de mannen met de strooien of den slappen hoed, de vrouwen met het hoofd in doeken gewikkeld, alsof ze in 't gasthuis verbonden waren.

't Is hier geloof ik veel warmer dan in Utrecht of Gelderland. Vooral op de hellingen tusschen de korenakkers, was