Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/223

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

XXXIII.

Nachtelijke Wandelingen.


 

Een van de vele dingen, waar een stadsbewoner nooit toe komt, zijn nachtelijke wandelingen in de vrije natuur. 't Gebeurt wel eens, dat je van wege de muggen of een bruiloftspartij niet slapen kunt; maar opstaan, naar buiten gaan, wordt het niet licht; men moet eerst zoo ver door de stad loopen; elke nachtwacht kijkt je argwanend aan; hij ziet dadelijk dat je geen geroutineerd nachtbraker bent en loopt een eindje achter je aan; dat is vervelend, 't maakt je nerveus en ik geloof grif een goede kennis, die mij vertelde dat hij het bij zoo'n gelegenheid ten slotte eens op een loopen zette en opgebracht werd.

In 't dorpje waar ik deze mooie zomervacantie doorbracht, ben ik meermalen 's nachts in 't bosch en in de velden geweest, moederziel alleen en vaker nog in groot gezelschap. Wij maakten Indische dagverdeeling, versliepen de heetste uren en lagen 's nachts tegen twaalven klaar wakker; de een wekte den ander op, en gezamenlijk gingen we dan naar de vallende sterren kijken. Onze gewone wandeling eindigde meestal op een hoogen heuvel vanwaar we bij dag een uur of vijf, en wellicht verder, het Belgische land in konden zien.

In de eerste weken van de vacantie hadden we zulk een schitterenden maneschijn, dat gewoon drukschrift met gemak te lezen viel, en de wandeling was in alle opzichten een genot,