Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/247

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

247

Ongetwijfeld duurt het in een bosch, waar veel dieren voorkomen die ook s vreten, niet lang of een gestorven dier is verdwenen tot op enkele oneetbare resten na. In ons land zijn 't de verschillende soorten van kraaien, de vossen en verwilderde katten, die spoedig een gestorven ree doen verdwijnen. Waar zulk roofgedierte weinig voorkomt, zijn het de ratten en boschmuizen, die de groote dieren in korten tijd opruimen; de kleine evenwel, die in zooveel grooter aantal voorkomen, zooals zangvogels, mollen, konijnen en dergelijke worden in de meeste gevallen begraven, en wel door eenige soorten van kevers, die ik zooeven al genoemd heb, de doodgravers.

Door de lucht van 't gestorven dier aangelokt, komen ze spoedig na den dood in groote getalen opzetten; met hun pooten, die tot graven bijzonder goed ingericht zijn, wroeten zij de aarde onder 't lijkje weg, zoodat het langzaam wegzinkt in den boschbodem. Na eenige uren is een vink of een muis deugdelijk begraven; in 't lichaam onder den grond leggen de kevers hun eieren en leven later de larven. Dit kan ieder die buiten woont zelf waarnemen, wanneer men maar een gestorven vogeltje of een doode mol in 't bosch legt op een plaats, niet te dicht bij een woning, zoodat katten of huismuizen er niet mee van doorgaan.

Meer dan eens is 't opgemerkt, dat zoo'n dood vogeltje, indien 't niet spoedig begraven, of door de aaskevers opgegeten, of door roofgedierte weggesleept werd, onder bladeren of grashalmen, soms onder afgerukte bloemen was bedolven. Wie de poëtische boschgeest mag zijn, die op zoo'n teergevoelige wijze het lijkje aan 't oog der schenners wil onttrekken, is niet te zeggen. De legende spreekt van 't roodborstje, dat blaadjes of bloemen strooit op de doode vogeltjes van 't bosch.