Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

37

"Hiernaast woont een mijnheer van de Artis, want die heeft allerhande beesten voor de glazen staan, ook visschen."

Dit zei een andere veel kalmere geest, het was de juffrouw uit de strijkerij op den hoek, die als hof van arbitrage was komen fungeeren, toen 't al te hoog liep en de buren er bij te pas kwamen.

Ik, de mijnheer van de Artis, die aan de achterzijde alles gehoord had, was al aan zijn voordeur, toen de optocht met de meid en de visch voorop aanbelde.

"Of u nou eris in eens wou zeggen, of die pietermannen vergiftig waren!"

"Die pietermannen?"

"Jawel, die pietermannen! Het zijn toch geen kanarievogeltjes, wel?"

"Nee, maar dat zijn ook geen pietermannen, dat roepen hier de vischboeren, maar ze bedoelen wat anders. Dat is een heel ander dier. Dit zijn poonen of knorhanen, juffrouw, en die zijn heel lekker en gezond. Zegt u dat maar uit mijn naam."