42
heden van het zand overeen, dat het aantal der aanwezige visschen, ook al liggen zij op en niet onder 't zand, uitsluitend uit de oogjes is op te maken.
Een oog staat al in top.
Het kunststuk: op zij te gaan liggen en toch twee oogen naar boven te richten, is een speciale performance van zoo'n bot-of scholachtige visch; dat doet geen ander beest hem na; en dat leeren deze dieren ook eerst langzamerhand.
Een jonggeboren botje heeft als elke andere welgeschapen visch een linkerhelft die gelijk is aan zijn rechter evenbeeld, hij is symmetrisch. Het jonge dier zwemt dan ook rechtop, de rugvin omhoog en aan weerskanten van den bek heeft het één oog. Het zwemt ook niet bij voorkeur nabij den bodem, maar vertoeft gaarne aan de oppervlakte.
Het linker oog wordt rechter.
Na verloop van een paar weken doet de erfelijke kwaal, of van een botten-standpunt beschouwd, de erfelijke zegen, zich gelden. Het diertje begint scheef te zwemmen, half op zijde en steeds naar links hellend. Het blijft nu nabij den bodem zwemmen, zoekt daar zijn voedsel en rust, op één zijde liggend.
Nu begint ook de rechterzijde van 't botje, die naar boven gekeerd is, te kleuren, de linkerzijde blijft eerst doorschijnend en wordt later wit; tegelijkertijd groeien langzamerhand de beenderen van de