Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

48

deel van alle bloemen—zoeken we in orchideeën te vergeefs. Van de zes meeldraden, die er behoorden aanwezig te zijn—indien we als waar aannemen dat een orchidee een vervormde lelie is—ontbreken er vijf. De eenig overgeblevene is in tweeën gesplitst, en heeft dan meestal den vorm van een dubbele knots. Dit toestel is in een taschje of beursje opgesloten, dat aan ééne zijde een lengte-spleet draagt.


Voortplantingsorganen van een Cypripedium, op zij gezien. Het insect volgt den weg, door de pijltjes aangegeven; op den terugweg dwingen stijve haren het dier het stuifmeel aan te raken.

Het dikke deel van de knots bestaat uit een klompje kleverig stuifmeel; de steel van de knots, het staartje, eindigt van onder in een plat stukje, het hechtschijfje. Dit plaatje nu ligt in een klein napje, gevuld met een vocht, dat,—eens uit dat napje—snel verhardt. Nu is dat kommetje zoo geplaatst, of het heeft naar voren zulke uitsteeksels, dat een bij of wesp, die in de bloem kruipt om honig of ander lekkers te halen, het noodzakelijk om moet stooten. Er vloeit dan een weinig gom uit het napje, die eenerzijds de hechtschijfjes van de meelklompjes, anderzijds den kop van het insect aan elkaar plakt.

Zoo krijgt het diertje eensklaps een paar boompjes op zijn kop geplant, en hij vliegt verschrikt even weg. Maar de stam van deze boompjes, het steeltje der meelklompjes, buigt