Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/53

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

53

de vleugels; dat doet ze net zoolang tot een groot deel van de werksters wakker zijn en vertrokken om honing te halen.

In 't eerst wilde niemand het gelooven, maar de gevallen bleken zoo talrijk te zijn, dat de hommeltrompetter door bevoegde dierkundigen voor echt werd erkend; nu twijfelde er natuurlijk niemand meer aan.

Allerlei proeven werden er mee genomen; de trompetter werd weggevangen bij 't begin van 't toeteren, een ander nam zijn plaats in; aan 't eind van de réveille ging de blazer de doos in: den volgenden morgen was er een ander, die evenwel iets te laat scheen te komen. Een heel aardig geval.

Maar, bij het verklaren van dierengewoonten, geluiden en bewegingen, moet men vooral in 't oog houden, dat de verklaring niets anders kan zijn dan een gissing, met meer of minder kans van waar zijn; al naar de uitgebreidheid van de kennis en de scherpzinnigheid van den waarnemer. En die geeft er dan ook stilzwijgend bij aan, als hij een verklaring publiceert, dat hij zijn meening alleen geeft als een persoonlijke en dat hij die gaarne wil inruilen voor een betere, als er omstandigheden ontdekt worden, die de eerste verklaring onwaarschijnlijk maken.

Zoo zal 't ook hier denkelijk gaan. De eerste verklaring is anders plausibel genoeg. Ge zit net als professor Hoffer voor dag en dauw bij 't hommelnest, ziet een groot werkwijfje slaperig te voorschijn komen, naar de lucht en den wind kijken, zich de oogen uitwrijven. Dan met den kop naar de opening gekeerd en er halverwege instaande, gaat de juffer aan 't lawaai maken van belang. Er komt leven in de brouwerij; de eene hommel na de andere komt even kijken, poetst zich den slaap uit de oogen en gaat er eindelijk van door. In een klein half uur is alles op de been in 't nest en zijn de meeste werklui vertrokken naar hun karwei.

Ge ziet dagen achtereen ditzelfde wekkertje zijn plicht doen,